omtrek en oppervlakte vlakke figuren wiskunde-interactief.be
De lijn die rond een figuur ligt, noemen we omtrek (O).
Om de omtrek van een figuur te bepalen, meten we alle zijden en maken de som.
In het applet vind je:
O = |AB| + |BC| + |CD| + |DE| + |EF| + |FG| + |GA|
O = 5 + 1 +
2 + 3 + 5
+ 5 + 3
oppervlakte
In het applet kunnen we proberen om de rechthoek vol te leggen met vierkantjes van 1 cm².
Dat aantal is een maat voor de grootte van de rechthoek.
We noemen deze maat de oppervlakte (S).
Er kunnen 5 vierkantjes van 1 cm² naast elkaar liggen.
Er kunnen 6 vierkantjes van 1 cm² onder elkaar liggen.
De oppervlakte van de figuur is 30 cm².
omtrek:
|
oppervlakte:
algemeen: De oppervlakte van een rechthoek
met als lengte l en breedte b berekenen we
met de formule
|
omtrek:
|
oppervlakte:
Een vierkant is een rechthoek waarbij lengte = breedte.
We spreken dan niet langer van lengte en breedte maar van zijde.
algemeen: De oppervlakte van een vierkant met als zijde z berekenen we met de formule
|
omtrek:
|
oppervlakte:
We kunnen van een parallellogram een rechthoek maken:
versleep de schuifknop naar rechts.
De figuur is nu veranderd in een rechthoek.
Van deze rechthoek, met dezelfde oppervlakte als het parallellogram, is we de oppervlakte b . h.
Algemeen: De oppervlakte van een parallellogram
met als basis b en hoogte h berekenen we met
de formule
|
De oppervlakte van een parallellogram is onafhankelijk van
de vorm:
omtrek: O = som van de zijden
oppervlakte:
We kunnen van een driehoek een parallellogram maken door hem te verdubbelen:
Sleep de schuifknop naar rechts.
Een tweede driehoek kantelt en vormt samen met de eerste driehoek een parallellogram.
Van dit parallellogram, dubbel zo groot als de driehoek
is de oppervlakte b . h.
algemeen: De oppervlakte van een driehoek met als basis b en hoogte h berekenen we met de formule
|
De oppervlakte van een driehoek is onafhankelijk van
de vorm:
omtrek: O = som van de zijden
|
oppervlakte:
We kunnen van een ruit een rechthoek maken door hem te verdubbelen.
Klik op het aanvinkvakje: een rechthoek verschijnt, dubbel zo
groot als de ruit.
Van deze rechthoek, dubbel zo groot als de ruit, is de oppervlakte D . d.
algemeen: De oppervlakte van een driehoek met als diagonaal1 D en diagonaal2 d berekenen we met de formule
|
trapezium
omtrek: O = som van de zijden
oppervlakte:
We kunnen van een trapezium een parallellogram maken door het te verdubbelen:
Sleep de schuifknop naar rechts.
Een tweede trapezium vormt samen met het eerste trapezium een parallellogram.
Van dit parallellogram, dubbel zo groot als het trapezium,
is de oppervlakte als (grote basis + kleine basis) . h.
algemeen: De oppervlakte van een trapezium
met als grote basis B, kleine basis b en hoogte h
berekenen we met
de formule
|
De oppervlakte van een trapezium is onafhankelijk van
de vorm:
cirkel
We kunnen een cirkelomtrek afrollen op een rechte:
De cirkelomtrek is 2π keer
de straal van de cirkel.
π (pi) definiëren we
als de verhouding tussen de omtrek en de diameter van een cirkel.
Voor deze verhouding vinden we als waarde 3,1415926...
De omtrek van een cirkel met gegeven straal r vinden we als: omtrek = 2 . π . r |
Hoe wiskundigen de waarde van pi probeerden te
zoeken vind je op de pagina
reeksontwikkeling.
Meer over geheugensteuntjes om de cijfers van pi te onthouden vind
je op de pagina pi onthouden.
Veel kan je ook te weten komen door op het internet te zoeken op:
"geschiedenis van pi" of in het Engels "history of pi"
De oppervlakte van een cirkel met gegeven straal r vinden we als: oppervlakte = π . r2 |
omtrek |
oef rechthoek |