cilinder, kegel en bol wiskunde-interactief.be
inhoud
en oppervlakte van
een
cilinder
De inhoud van een cilinder = oppervlakte van het grondvlak x de hoogte.
De inhoud van een cilinder met gegeven straal r en hoogte h vinden we als: inhoud = π . r2 . h |
De oppervlakte van een cilinder wordt gevormd
door
- de mantel: een rechthoek met
lengte de cirkelomtrek (2π. r)
en breedte de hoogte van de cilinder
- de twee cirkelvormige grondvlakken
De oppervlakte van een cilinder met gegeven straal r en hoogte h vinden we als: oppervlakte = 2 . π . r . h + 2 . π . r2 |
inhoud van een kegel
Giet de inhoud van een kegel
in een cilinder met gelijke straal en hoogte.
De inhoud van een kegel met gegeven straal r en hoogte h = 1/3 van de inhoud van een cilinder met gelijke straal r en hoogte h: inhoud kegel = 1/3 π . r2 . h |
De oppervlakte van een kegel met gegeven straal r en apothema a vinden we als: oppervlakte = π . a . r + π . r2 |
Ken je van de kegel enkel straal en hoogte, bereken dan de apothema met de stelling van Pythagoras.
In 3d ziet het er zo uit:
De inhoud van een bol met gegeven straal r vinden we als: inhoud = 4/3 π . r3 De oppervlakte van een
bol met gegeven straal r vinden we als: |
Neem je een cilinder, een bol en een kegel zo dat: - de bol raakt aan het bovenvlak, het ondervlak en de wand van de cilinder - het grondvlak van de kegel samenvalt met het grondvlak van de kegel en de top het bovenvlak raakt dan verhouden de inhouden van cilinder, bol en kegel zich als: 3 : 2: 1 |
inhoud/opp cilinder
inhoud kegel
oppervlakte kegel
bol
verhoudingen
oefeningen