onderlinge ligging rechte en vlak wiskunde-interactief.be
Voor de onderlinge ligging van en rechte en een vlak zijn er drie mogelijkheden.
De rechte kan het vlak snijden in één punt, ze kan evenwijdig lopen met het
vlak, of in het vlak liggen.
Je kan de onderlinge ligging berekenen in het CAS-venster:
|
de rechte snijdt het vlak
Een vlak α gaat door een punt P1 = (1, 2, 4) en heeft als stel
richtingsgetallen (3, 2, 1) en (1, -2, 1).
Een rechte a gaat door een punt P2 =
(2, 3, -1) en heeft als richtingsgetallen (-1, 1, 2).
Het stelsel is bepaald, de rechte snijdt dus het vlak in één punt.
In de echelonmatrix lees je als oplossing af: (0.09 ; 4.91 ; 2.82).
In het 3d-venster kan je zien dat dit inderdaad het snijpunt is van rechte en
vlak.
vlak en rechte lopen evenwijdig
Een vlak α gaat door een punt P1 = (2, 2, 3) en heeft als stel
richtingsgetallen (3, 2, 1) en (1, -2, 1).
Een rechte b gaat door een punt P2 =
(2, 3, -1) en heeft als richtingsgetallen (1, 6, -1).
Het stelsel is vals en heeft dus geen oplossing.
De rechte loopt evenwijdig met het vlak
In het 3d-venster kan je zien dat dit inderdaad het geval is.
rechte ligt in het vlak
Een vlak α gaat door een punt P1 = (2, 2, 3) en heeft als stel
richtingsgetallen (3, 2, 1) en (1, -2, 1).
Een rechte c gaat door een punt P2 =
(-5.5 , 3, -1) en heeft als richtingsgetallen (1, 6, -1).
Het stelsel is 1 maal onbepaald.
Wanneer we z gelijkstellen aan een parameter k, vinden we als oplossing:
x = -6.5 -k
y = -3 -6k
z = k
Deze oplossing stelt een rechte voor die overeenkomt met de rechte c.
In het 3d-venster kan je zien dat de rechte c inderdaad in het vlak ligt.
naar startpagina |
snijdende vlakken |