Op een kweekplaatje bestuderen we de evolutie
van een bacterie. Elke twintig minuten verdubbelt het aantal. We stellen ons hierbij vragen als: - Als we van tien bacteriën vertrekken,
hoeveel zijn er dan na 24 uur? |
Exponentiële groei
De beginhoeveelheid is 10 bacteriën.
Elke periode van 20 minuten vermenigvuldigt het aantal met
2.
met 10 als beginhoeveelheid en
2 als groeifactor vinden we:
Na 1 periode is het aantal | 20 | = 10 . 2 | = 10 . 21 |
Na 2 periodes is het aantal | 40 | = 10 . 2 . 2 | = 10 . 22 |
Na 3 periodes is het aantal | 80 | = 10 . 2 . 2. 2 | = 10 . 23 |
Na 4 periodes is het aantal | 160 | = 10 . 2 .2. 2. 2 | = 10 . 24 |
Na 5 periodes is het aantal | 320 | = 10 . 2 .2. 2. 2. 2 | = 10 . 25 |
Na 6 periodes is het aantal | 640 | = 10 . 2 .2. 2. 2. 2. 2 | = 10 . 26 |
Na 7 periodes is het aantal | 1280 | = 10 . 2 .2. 2. 2. 2. 2. 2 | = 10 . 27 |
Na 8 periodes is het aantal | 2560 | = 10 . 2 .2. 2. 2. 2. 2. 2. 2 | = 10 . 28 |
Na 9 periodes is het aantal | 5120 | = 10 . 2 .2 . 2. 2. 2. 2. 2. 2. 2. | = 10 . 29 |
Na n periodes is het aantal | = 10 . 2n |
Een beginhoeveelheid 10 met een
groeifactor 2
groeit na
n periodes aan
tot
een hoeveelheid 10 . 2n.
De variabele, het aantal periodes (n) staat in een exponent.
Daarom spreken we van exponentiële groei.
Exponentiële groei wordt
beschreven door een functie
f(x) = b . ax hierbij is: |
We merken hierbij op:
Teken:
Een negatieve hoeveelheid heeft geen zin:
De beginhoeveelheid b, de groeifactor a en f(x) zijn steeds positief.
Stijgen en dalen:
Een hoeveelheid vermeerdert als we ze vermenigvuldigen met een getal, groter dan
1.
De grafiek stijgt dus als a > 1 en daalt als a< 1.
groeifactor en
procentuele toename
Wat is de groeifactor bij een procentuele toename van p%?
b.v.: Een beginhoeveelheid 100 kent een procentuele toename van 4%.
de beginhoeveelheid | = 100 |
+ de toename | = 100 . 0,04 |
= de eindhoeveelheid | = 100 + 100 . 0,04 = 100 . (1 + 0,04) = 100 . (1,04) |
De groeifactor is dus gelijk aan 1,04 = 1 + 4 / 100
Bij een procentuele
toename van p% is de groeifactor a
Bij een procentuele afname van p% is de groeifactor a
|
Berekeningen:
vanuit deze basisformule kunnen we verschillende berekeningen maken.
Enkele voorbeelden:
- Hoeveel bacteriën zijn er na 24 uur?
- Kunnen we de groeifactor ook herrekenen naar een langere periode?
- Kunnen we de groeifactor ook herrekenen naar een kortere periode?
- Hoe lang duurt het eer er 1 000 000 bacteriën zijn?
Hoeveel bacteriën zijn er na 24 uur?
b (= beginhoeveelheid) = 10
a (=
groeifactor) = 2
x (=
aantal periodes): 24 uur bestaat uit 24 . 3
= 72 periodes van 20 minuten.
Het vullen de gegevens in het algemene functievoorschrift in:
f(x) = b. ax wordt:
f (72) = 10 . 272
= 4,72 . 1022 bacteriën.
Kunnen we de groeifactor ook
uitdrukken in periodes van een uur
i.p.v. per 20 minuten?
tijd | 0 | 20 | 40 | 1u | 1u20 | 1u40 | 2u | 2u20 | 2u40 | 3u |
aantal periodes van 20 min | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 |
aantal bacteriën |
10 | 10.21 | 10.22 | 10.23 | 10.24 | 10.25 | 10.26 | 10.27 | 10.28 | 10.29 |
aantal periodes van 1 uur |
0 | 1 | 2 | 3 | ||||||
aantal bacteriën |
10. (a)0 | 10. (a)1 | 10. (a)2 | 10. (a)3 | ||||||
10.(23)0 | 10.(23)1 | 10.(23)2 | 10.(23)3 |
Of we nu in periodes van 20 minuten of in periodes van een uur rekenen,
het eindresultaat moet gelijk zijn.
- Na 3 periodes van 20 minuten vinden we
met een groeifactor 2 als
eindhoeveelheid: 10 .
23
- Na 1 uur vinden we met een
groeifactor a als eindhoeveelheid:
10.
(a)1
Zo vinden we als gelijkheid: 10.
(a)1
= 10 . 23
De groeifactor per uur a moet daarom gelijk zijn aan
a = 23
Algemeen:
Wanneer we de periode n keer
vergroten, vergroot de groeifactor a tot an. |
Kunnen we de groeifactor ook
uitdrukken in periodes van minuten
i.p.v. per 20 minuten?
tijd (in minuten) | 0 | 1 | 2 | 3 | ... | 19 | 20 |
aantal periodes van 20 min | 0 | 1 | |||||
aantal bacteriën |
10 | 10.2 | |||||
aantal periodes van 1 minuut |
0 | 1 | 2 | 3 | ... | 19 | 20 |
aantal bacteriën |
10. (a1)0 | 10. (a1)1 | 10. (a1)2 | 10. (a1)2 | 10. (a1)19 | 10. (a1)20 | |
10.(?)0 | 10.(?)1 | 10. (?)19 | 10.(?)20 |
Of we nu in periodes van 20 minuten of in periodes van 1 minuut rekenen,
het eindresultaat moet gelijk zijn.
- Na 1 periode van 20 minuten vinden we
met een groeifactor 2 als
eindhoeveelheid: 10 .
2
- Na 20 periodes van 1 minuut vinden we met een
groeifactor a1 als eindhoeveelheid:
10.
(a1)20
Zo vinden we als gelijkheid:
10.
(a1)20
= 10 .
2
Dus moet (a1)20
=
2, zodat
a1 =
2 (1/20)
De groeifactor a1 per minuut is dus gelijk aan
2(1/20) = 1,035265.
Wanneer we de periode n keer verkleinen, verkleint de
groeifactor a tot a(1/n). |
Hoe lang (uur en minuten) duurt het eer er 1 000 000 bacteriën zijn?
De beginhoeveelheid = 10
De groeifactor per uur (= 3 keer 20 minuten) = 23 =
8
De eindhoeveelheid = 1 000 000
Het aantal periodes = n
De basisformule f(n) = b . an wordt dus: 1 000 000 = 10 . 8n
We moeten nu een vergelijking oplossen met de onbekende n in de
exponent van een macht. Dit kunnen we met behulp van een eigenschap van logaritmen: log ax = x . log a Meer over logaritmen en rekenen met logaritmen vind je op de pagina logaritmen. |
De berekening wordt:
1 000 000 |
= 10 .
8n |
|
1 000 000 | = 8n | |
10 |
||
log( | 1 000 000 | ) = log 8n |
log( |
100 000 |
) = n . log 8 |
log(100 000) | = n = 5,5364 uur | |
log 8 | ||
n | = 5 uur 32 minuten |
wereldbevolking
Nu we meer weten over exponentiële groei, kunnen we
begrijpen hoe het tot een 'bevolkingsexplosie' kon komen:
Slechts in 1820 overschreed de totale wereldbevolking het eerste miljard.
Voor de volgende miljarden was er steeds minder tijd nodig.
In 2005 schat men de totale wereldbevolking op 6,47 miljard.
Welke groeipercentage zorgde voor deze spectaculaire groei?
gemiddeld groeipercentage over de periode 1820-2005:
beginhoeveelheid = 1
eindhoeveelheid = 6,47
aantal jaar = 2005 - 1820 = 185
6,47 = 1 . a185
groeifactor a = 185Ö6,47 = 1,010144
groeipercentage p = (a - 1) . 100 = 1,0144%
Een groeipercentage van slechts 1,0144% zorgde voor deze
spectaculaire groei.
Men schat het huidige groeipercentage op 1,14%.
Met dit groeipercentage verdubbelt de wereldbevolking op 61 jaar...
Is het je nu nog een raadsel waarom energie- en watervoorraden,
voedselproductie
en -verdeling op wereldschaal een enorme uitdaging vormen die we nog
moeilijk
voor ons uit kunnen schuiven?